Een paar weken terug werd ik door een goede vriendin getipt op de podcast ‘VAN DIS ongefilterd’. Een aanrader: geestverruimend en verdiepend. Inspirerend ook omdat hij poëzie en proza gebruikt als commentaar op wat er in de wereld gebeurt. In een aflevering spreekt Adriaan van Dis over de oorlog tussen Israël en Gaza. Hij leest een citaat voor uit het essay “Leven en schrijven in tijden van oorlog”, uit 2016, van de Israëlische schrijver en vredesactivist David Grossman.
“Ik zal het eenvoudig zeggen. Israël zal geen thuis worden zolang de Palestijnen geen eigen thuis hebben. De Palestijnen zullen geen thuis krijgen zolang Israël geen thuis wordt voor de Joden die er wonen. Palestijnen en Israëli’s zullen geen vrede bereiken als ze niet in staat zijn het conflict ook te bezien vanuit het gezichtspunt van hun vijand, vanuit diens wonden en diens gelijk”
Terwijl ik luister komt een dierbaar lied van Mordechai Gebirtig in me op: Gehat hob ich a heym. In dit lied vertelt hij over wat een thuis is. Gebirtig, een Pools-Joodse volksdichter en componist, had het vermogen om in heel eenvoudige taal diepmenselijke gevoelens te verwoorden. Hij schreef dit lied toen hij, in de 2e wereldoorlog, tijdens een razzia, werd verjaagd uit zijn huis in Krakau.
Gehat hob ich a hejm, a worem sjtikl rojm,
A bisl wirtsjaft, wi baj oreme lajt
Tsoenojfgeboendn fest di wortsele tsoe a bojm,
Hob ich zich mit majn bisl oremkajt.
Gekoemen zenen zej mit has oen tojt,
Majn orem sjtikl hejm wos ich farmog,
Wos ich mit sjwere mi hob jorn lang gebojt,
Farnichtet hobn zej dos in ejn tog.
Gehat hob ich a hejm, a sjtibl oen a kich.
Oen sjtil gelbt azoj zich jorn lang.
Gehat fil gute frajnd, chawejrim aroem zich
A sjtibl foel mit lider oen gezang.
Gekoemen zenen zej, wi koemen wolt a pest,
Arojsgejogt foen sjtot mit wajb oen kind
Geblibn on a hejm, wi fejgl on a nest
Nisjt wisndik far wos far welche zind?
Gehat hob ich a hejm, itst hob ich zi nisjt mer,
A sjpil gewen far zej majn untergang-
Ich zoech itst a naje hejm, nor sjwer, oj sejer sjwer,
Oen ich wejs nisjt woe, oen ch’wejs nisjt ojf wi lang
Ik heb een huis gehad, een klein warm plekje, zo’n bedoeninkje, als van arme mensen, maar zoals wortels verbonden zijn met de boom ben ik verbonden met dat beetje armoe van mij.
Toen zijn ze gekomen met haat en verderf en het arme huisje dat ik had, dat ik met pijn en moeite in jaren had gebouwd, ze hebben het in één dag kapotgemaakt.
Ik heb een huis gehad, een kamertje en een keuken en er jarenlang tevreden gewoond. Ik had er goede vrienden om me heen, een huis waar liederen klonken.
Toen zijn ze gekomen, zoals de pest kan komen, Verjaagd uit de stad met vrouw en kind, bleven we dakloos, als vogels zonder nest. En ik weet niet waarvoor en ik weet niet waarom.
Ik heb een huis gehad, nu heb ik het niet meer. Zij hebben zich vermaakt, en ik ben alles kwijt. Een nieuw huis zoek ik nu, maar o wat is dat moeilijk, want ik weet niet waar en ik weet niet voor hoelang.
Thuis. In de van Dale staat: een plek waar iemand woont en zich veilig voelt. Het zou een basisecht moeten zijn. Hoe schrijnend is het dan dat zoveel mensen in de wereld op drift zijn door oorlogen, natuurrampen, armoede, honger. Ze verlangen naar een ‘thuis’, een veilige plek waar ze menswaardig kunnen leven. De wereld is zo complex op dit moment en het lukt de mensheid maar niet om ‘thuis’ bereikbaar te maken voor iedereen.
Dichterbij, in ons land, met alle polarisatie van dit moment, kunnen we ook de woorden van David Grossman ter harte nemen: het conflict ook te bezien vanuit het gezichtspunt van hun vijand, vanuit diens wonden en diens gelijk”.
Ik voel me zo bevoorrecht dat ik een plek heb waar ik me veilig voel, een dak boven mijn hoofd, genoeg te eten. De complexiteit van alles wat er speelt, ver weg en dichtbij, kan me een gevoel van onmacht geven. Het is te groot, teveel, te complex. Mij helpt het om het kleiner te maken. Dan kom ik uit bij: Hoe kan ik een ‘thuis’ bieden voor mensen om me heen als zij dat nodig hebben. Dan kom ik uit bij mezelf. Want om dat te kunnen is het nodig dat ik ‘thuis ben bij mezelf’.
‘Thuis zijn bij jezelf” vraagt dat je de tegengestelde krachten in jezelf in waarheid beziet, leert accepteren, leert aansturen én tot een synthese weet te brengen. Dat je de tegengestelde krachten in jezelf aan het woord laat en naar ze luistert. Een levenslange oefening is dat. Psychosynthese, een psychologie van het hart, kan daarin zo mooi tot steun zijn, verhelderen en inspireren. Je bewust worden van alle aspecten van je persoonlijkheid ook die waar je niet trots op bent of die je liever kwijt wilt. En vervolgens leren om de regie daar over te nemen en tot slot de moed om je unieke, authentieke plek in te nemen, met je kwaliteiten én je beperkingen.
Wanneer je ‘thuis bent’ bij jezelf kun je de complexiteit van de wereld om je heen, dichtbij en verder weg, beter aan. De wijzen vertellen het ons in allerlei toonaarden. Thich Nhat Hahn, de Vietnamese boeddhistische leraar, vredesactivist, schrijver en dichter zegt: “Vrede in jezelf vrede in de wereld”. Martin Buber zegt: “Bij jezelf beginnen, maar niet bij jezelf eindigen”.
In al die jaren dat ik werk met bewustwording en lied zijn er twee liedteksten, mantra’s, die ik veel gebruikt heb. Ze verklanken, in alle eenvoud, deze eeuwenoude wijsheid. Ik deel ze hier met jullie als een nieuwjaarswens.
Return again to the land of your soul. Return to who you are, to what you are, to where you are born and reborn again
I’ve been travelling a day, a year, a lifetime to find my way home. Home is where the heart is, my heart is with you
Licht op je pad in 2024
Mariejan